Een nieuwe ontwikkeling

Een leermethodiek voor mensen met een (verstandelijke) beperking . 'Op eigen benen' is een leermethodiek voor (volwassen) mensen met een verstandelijke beperking die gericht is op het vergroten van de zelfstandigheid. De methodiek geeft handreikingen voor de wijze waarop mensen met een verstandelijke beperking tot een leerprestatie kunnen komen. Algemeen wordt nu nog vaak ten onrechte aangenomen dat mensen met een verstandelijke beperking geringe leermogelijkheden hebben. Uit ervaring blijkt dat de leerprestaties, met toepassing van de methodiek, veel groter zijn dan algemeen wordt verondersteld.

De methodiek Op Eigen Benen is ongeveer tien jaar oud. Zij is ontwikkeld op basis van
een combinatie van bestaand gedachtegoed en eigen zienswijzen. In de methodiek wordt
kinderen en jongeren optimaal gelegenheid geboden zich te ontwikkelen en te
ontplooien, in relatie tot de eigen leerstijl en mogelijkheden. De methodiek richt zich niet
op herstel van defecten maar op de aanwezigheid of ontwikkeling van de krachten,
talenten en competenties van een persoon. Zij doet dit door mensen vaardigheden aan te
leren waarbij wordt aangesloten bij datgene waar mensen goed in zijn. Mensen met een
beperking worden benaderd als personen die, net als iedereen, in meerdere of mindere
mate beschikken over flexibiliteit, verantwoordelijkheid, initiatief en zelfstandigheid.
Gebruik wordt gemaakt van het zelf ontdekken, het zelf denken en van ervaringen en
eerder opgedane inzichten van de persoon zelf.
In Op Eigen Benen wordt gewerkt vanuit vier kernwaarden: eigenheid van de mens,
individueel en levenslang leren, integere en respectvolle benadering en de erkenning van
de aanwezigheid van innerlijke waarden bij de persoon (zelfrespect, zelfwaardering,
zelfbepaling, creativiteit, het dragen van verantwoordelijkheid, kortom het vermogen tot
wording).

In de praktijk heeft de methodiek de vorm van een trainingstraject. In dit traject worden
drie verschillende fasen onderscheiden waarlangs iemand zijn eigen individuele route en
leerdoelen kan samenstellen. In de instroomfase wordt geïnventariseerd wat de
competenties van de deelnemer zijn bij de aanvang van het traject. In de
doorstroom fase wordt training ingezet om vaardigheden te vergroten of houdingen te
versterken. In de uitstroomfase wordt de woonplek en of de werkplek zo ingericht dat die
past bij iemands mogelijkheden.
Periodiek wordt het instrument INVRA ingevuld om vorderingen te meten of om te kijken
hoe iemand naar de gewenste situatie toegroeit. Aan het eind van het traject kan INVRA
inzicht geven in welke nog niet worden beheerst. Besproken kan worden wat de persoon
daar mee wil. Kunnen de eisen op een woon- of leerplek worden aangepast, kan bekeken
worden op welke onderdelen in een woonsituatie (nog) ondersteuning door derden nodig
is? Of kan de noodzaak aan deze vaardigheden vervallen?
In het hele traject is transfer een belangrijk aspect. Met transfer wordt bedoeld dat het
geleerde uit een training of lessituatie wordt overgebracht of ingevoerd in een nieuwe
(praktijk) situatie. Het belang van transfer is dat het geleerde onderdeel wordt van
iemands actief vaardigheidsrepertoire of parate kennisbestand.

De nieuwe vaardigheid moet een nieuwe competentie worden die iemand zelfstandig, uit
zichzelf, daar waar nodig, op een acceptabele manier gaat gebruiken. Dat vraagt wat van
de persoon, deze moet iets nieuws gaan implementeren in zijn leven maar het vraagt
ook wat van de begeleider, die moet de persoon de gelegenheid bieden voor een
zelfstandig beheer van deze competentie.

Het is een methodiek waar je de cliënten help op het vergroten van zelfstandigheid. Ik vind het soms lastig om de cliënt niet mee te helpen met zijn –of haar taak. Ik heb geleerd dat de cliënt zich zelf kan ontwikkelen zo waar dat nodig is. Ik ben hierin niet geschoold maar ik leer van collega’s die het toepassen in het werk. Ik vraag aan de collega’s of dat ik op de juiste manier met de cliënten om ga en hen hierin stimuleer en motiveer op de zelfstandigheid die zij tot zo ver kunnen. Als het ware begeleid ik de cliënten met mijn ‘handen op mijn rug’. Bijvoorbeeld het opruimen van de vaatwasser. Als taak heeft cliënt M de taak om de vaatwasser in –en uit te ruimen. In het begin hielp ik haar mee zodat zij dit niet alleen hoeft te doen. Eigenlijk vond ik dat het dan ook sneller ging. Collega’s wezen mij hierop dat ik haar niet hoeft te helpen maar haar hierin moet begeleiden. Als het ware neem ik haar taak over wat niet te bedoeling is. Het is de bedoeling dat zij ook een stukje zelfstandigheid krijgt. Wanneer het niet lukt om glazen in de vaatwasser te stoppen omdat het te vol is, dan begeleid ik M hierin en zeg ik wat ze moet doen.